Blog

Regelmatig vertelt Dolf Becx vanuit de praktijk hoe de methode van Erwin Böhm tot inzicht en resultaten kan leiden bij de zorg voor mensen met dementie of andere cognitieve problemen. Je leest hier zijn nieuwste bijdrage.

 

- 10-7-22 —

De dame vertoonde na opname in het verpleeghuis bijzonder gedrag. Ze bezocht de kamers van anderen en ‘stal’ daar twee dingen, poppen en ansichtkaarten.

De poppen werden in haar eigen kamer achter de bank verstopt en de ansichtkaarten werden juist duidelijk zichtbaar tentoongesteld op het salontafeltje.

Daar kwam nog iets heel merkwaardigs bij. De dame had een eigen hondje. Dat mocht mee in het verpleeghuis, maar hoe meer ze poppen ging  verzamelen, hoe meer ze het hondje ging verwaarlozen.

Het lukte niet, om de dame op andere gedachten te brengen. In dit verpleeghuis was vanwege personele problemen ook niet veel ervaring met dementie. Via een actieve mantelzorger mocht ik in deze casus meekijken. Het was de bedoeling, dat medewerkers er ook van leerden. Dan is de Böhm-methode een handig middel.

De dame zelf sprak niet veel meer, maar ze kwam uit een grote warme kring van familie en vrienden.

Met hen hebben we in één enkel gesprek eigenlijk alle relevante informatie kunnen ophalen.

Mevrouw stelde zich vroeger voor, dat ze een groot gezin zou hebben en dat ze trots kon zijn op haar kinderen, zoals haar eigen moeder trots was op haar grote gezin. Helaas mocht het er niet van komen. Ze kreeg één enkele zoon, die ze overigens liefdevol had groot gebracht. Daarnaast stond ze haar leven lang altijd klaar voor iedereen die haar om hulp vroeg. Ze nam haar eerste hond, toen de zoon zelfstandig ging wonen. Uiteraard werd er nog veel meer verteld, maar dit is de relevante informatie.

Omdat we in staat waren om de dame in te schalen op een gevorderd niveau in haar dementie (niveau 4.5 van 7), wisten we dat haar gevoelsleven grotendeels teruggreep op haar kindertijd. In die tijd bestond haar verlangen naar een groot gezin al. Een pop kan dan bovendien een werkzame vervanging voor een echt kind zijn. Een hond was toen nog geen optie. Die heeft ze veel later pas aangeschaft, met een volwassen, rationale manier van denken.

De dame leed niet aan een opvallende bijkomende geestelijke kwetsbaarheid zoals een depressie, dus dan mag je aannemen dat het probleem én de oplossing in de gevoelsbiografie ligt.

De analyse was daarom als volgt: de dame had een sterke zorgdrift, waar ze geen uiting aan kon geven. Ze kwam gevoelsmatig het grote gezin tekort. In diepere dementie slaat een niet bevredigde zorgdrift vaak om in een verzameldrift. Dat verzamelen kan heel willekeurig zijn, maar het kan ook anders, zoals in dit geval. De dame verzamelde poppen, ofwel háár kinderen. Ze heeft ze verborgen, omdat ze wellicht ook wel begreep dat er iets niet helemaal klopte met hoe ze aan die poppen kwam.

Ze verzamelde de ansichtkaarten, omdat ze daarmee kon aantonen hoeveel waardering ze voor haar inspanningen kreeg van anderen. Identiteit met eigenwaarde en het latente levensmotief met actuele zingeving komen hier heel goed zichtbaar samen.

We hebben het opgelost door de dame een behoorlijk aantal poppen te geven, die ze niet meer hoefde te verbergen. We vroegen haar om er goed voor te zorgen en waren voortdurend geïnteresseerd in de voortgang. Familie en vrienden stuurden dagelijks enkele ansichtkaarten met waarderende woorden. De hond is elders in de familie opgenomen.

Dit heeft de dame nog een tijdlang veel tevredenheid geschonken, al kwam die pas wel geleidelijk. Gelukkig gaven we niet te snel op. Op haar sterfbed werd de dame nog één keer heel onrustig. We boden haar één van de poppen aan, al was dat even een strijd met de verpleging, die dat heel onhandig vond. Toen ook de verpleging zag welk positief effect dat had, was het geen discussie meer. De dame is relatief vredig ingeslapen..

Opnieuw bewees zich hier de kracht van de gevoelsbiografie

 

- 15-6-21 -

De dame op de dagbesteding klaagde voortdurend over alles wat zeer deed.. Ze kon écht niets doen, want ze mankeerde dit of dat. Het enige wat ze bijna dwangmatig deed was wandelen en breien: ‘anders verleer ik het’. Daarnaast moest iedereen steeds opnieuw haar shirtje van de dag mooi vinden. Het gedrag was kinderlijker dan we mochten verwachten in dit stadium. Uit de metingen bleek ten eerste, dat mw. nog slechts licht dementerend scoorde. Dat uit zich doorgaans in een versterkte drang naar waardering. Maar mw. liet tevens een opvallend functieverlies zien, dat ons deed vermoeden dat er frontotemporale dementie speelt. Daarnaast bleek uit die meting dat haar gevoelsleven vooral op het fysieke gevoel mankeerde. Dat was niet nieuw, want mw. gaf zelf aan, dat ze al vroeg had geleerd dat ze aandacht kon trekken met lichamelijke mankementjes. Met de Böhm analyse kwamen we erachter, dat mw. nog steeds (of wederom) speelde met haar fysieke tekortkomingen om daarmee aandacht te krijgen;  gezien te worden. Dat zou van kwaad tot erger kunnen worden, want als er inderdaad frontotemporale dementie speelt, dan kan het leven mede daardoor snel heel klein worden. We hebben mw. nu eerst een paar spelletjes geleerd, die zij vervolgens beter kan dan anderen. Zij legt ze uit aan andere cliënten. Dat heeft haar een nieuwe positie gegeven. Daarnaast hebben we de wandeldrift omgebogen naar een actieve positie in beweeglijke huishoudelijke taken in en om de Zorgboerderij. Ook dat geeft veel meer voldoening, omdat ze positief gewaardeerd wordt. De range aan activiteiten is nu een stuk groter dan voorheen en de gevoelde pijntjes zijn naar de achtergrond verdwenen. En het mooiste is: mevrouw is voor het eerst sinds hele lange tijd weer tevreden.